92 research outputs found

    Opgraving Enschede Zuidkamp Opgraving Erve Overmaat op de Zuidkamp, gemeente Enschede (OV)

    No full text
    Laagland Archeologie heeft in maart 2018 een archeologische opgraving uitgevoerd aan de Zuidkamp, ‘deelgebied D’ te Enschede, gemeente Enschede (OV). Op het terrein is eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek is door het bevoegd gezag besloten dat er een aanvullend onderzoek dient plaats te vinden in de vorm van een Archeologische opgraving. Het doel van de opgraving is het documenteren en bergen van de aanwezige resten van de aanwezige archeologische vindplaats in het deelgebied. De vindplaats omvat het voormalige Erve Overmaat en de mogelijk aanwezige oudere sporen en resten van een voorganger van dit erf. De boerderij en bijgebouwen van Overmaat zijn in 1941 op last van de Duitse bezetter afgebroken vanwege de aanleg van het Südlager, de latere Zuidkamp. Bij de opgraving zijn de resten van de afgebroken boerderij en bijgebouwen blootgelegd en gedocumenteerd. Deze resten bestonden uit muurwerk van funderingen, funderingssporen en divers vondstmateriaal. De interpretatie van deze resten werd vergemakkelijkt door de bouwopnametekeningen die kort voor de afbraak zijn gemaakt. Van de boerderij, aanvankelijk een kenmerkend Twentse hallenhuisboerderij met latere aanbouwen, kwamen de opgravingsgegevens nagenoeg exact overeen met de plattegrond op de genoemde tekeningen. De eerste fase, die bestond uit de hallenhuisboerderij, dateert uit de eerste helft van de 19e of mogelijk eind van de 18e eeuw. De tweede fase omvat een stalaanbouw die vermoedelijk in de tweede helft van de 19e eeuw dateert en de derde fase omvat een voor een plattelandsboerderij opmerkelijk ‘stads’ aandoend aangebouwd woonhuis dat ronde de eeuwwisseling moet zijn aangebouwd. Verder zijn er op en rond het voormalige erf veel grondsporen van greppels, kuilen en paalkuilen aangetroffen die merendeels niet nader te bepalen structuren vormden. Een aanzienlijk deel van deze sporen kon op basis van vondsmateriaal in de periode van de late 18e en de 19e/20e eeuw worden gedateerd. Uit de aanwezige sporen konden nog een vijftal andere structuren worden onderscheiden die als bijgebouwen van het erf zijn aan te merken, hoewel die niet gelijktijdig bestaan zullen hebben. Vermeldenswaardig is nog de vondst van een tonput waarin een wijnvat is gevonden. Sporadisch zijn er vondsten en sporen uit de volle middeleeuwen aangetroffen. Het gaat om een beperkt aantal kogelpotscherven en grijsbakkende scherven en een paar sporen. Een aantal van die sporen bestaat uit paalkuilen die wellicht een deel van een bouwstructuur vormden, vermoedelijk een bijgebouw van een erf uit de volle middeleeuwen dat in de directe omgeving/nabijheid gelegen moet hebben. Op basis van de verspreiding van de sporen en vondsten uit zowel deze opgraving als uit het proefsleuvenonderzoek op het westelijk aangrenzende terrein, mag worden verondersteld dat de kern van het erve Overmaat in de volle middeleeuwen op korte afstand ten noordwesten van het opgegraven terrein heeft gelegen. Het is opmerkelijk dat er uit de periode tussen de volle middeleeuwen en de late 18e eeuw nagenoeg geen vondsten zijn gedaan. Aangezien het onwaarschijnlijk is dat in die periode het erve Overmaat een tijdlang weg is geweest, zal het erf in die periode waarschijnlijk ook ongeveer ter plaatse van het westelijk aangrenzende terrein hebben gelegen. Bij het proefsleuvenonderzoek dat daar is uitgevoerd zijn er aan de hand van het vondstmateriaal wel wat spaarzame vondsten gedaan die deze veronderstelling ondersteunen. Het aangetroffen aardewerk weerspiegeld, in vergelijking met stedelijke contexten, een relatief eenvoudig vondstcomplex van de erven op het Oost-Nederlandse platteland. Een dergelijke vondstcomplex is in 2009 ook aangetroffen bij het opgegraven erve Sprakel. Het lijkt er echter wel op dat, vanwege de wat luxere en wellicht duurdere aardewerksoorten en de latere aanbouw van een fors stads aandoend woonhuis, de bewoners op Overmaat iets rijker waren of dit wellicht wat meer voordeden

    IVO-P Korte Steeg te Achterberg, gemeente Rhenen Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Korte Steeg te Achterberg, gemeente Rhenen (UT)

    No full text
    Laagland Archeologie heeft op 22-04-2021 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd aan de Korte Steeg te Achterberg, gemeente Rhenen (UT). Voor het terrein is eerder een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten van het uitgevoerde verkennend booronderzoek blijkt dat de bodem voornamelijk bestaat uit dekzanden met een dik plaggendek. Het plaggendek bestaat uit meerdere akker- en cultuurlagen met een gezamenlijke dikte van circa 100 cm, waaruit kan worden afgeleid dat het plangebied overwegend uit oude bouwlanden bestaat met een onverstoorde bodemopbouw. De dikte van de humeuze bovenlaag is in alle gevallen tenminste 80 cm dik. De plaggenbodem biedt tevens een beschermde laag voor onderliggende te verwachte vindplaatsen. Verder zijn er een aanzienlijk aantal onderzochte vindplaatsen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. De kans dat het gebied nog resten met een archeologische context bevat wordt daarom hoog geacht. Om die reden is geadviseerd een vervolgonderzoek uit te voeren als de verstoringsdiepte 60 cm -mv overschrijdt in de onbebouwde delen. Dit advies is door de bevoegde overheid overgenomen. Het proefsleuvenonderzoek, uitgevoerd conform het KNA-protocol 4003 IVO-P, heeft tot doel om gegevens te verkrijgen om de archeologische verwachting te toetsen en eventuele aanwezige vindplaatsen op te sporen en te waarderen. Het onderzoek diende ook antwoord te gegeven op de in het Programma van Eisen opgestelde onderzoeksvragen. Samengevat is tijdens het onderzoek slechts één archeologisch spoor aangetroffen; een gedempte greppel/sloot uit vermoedelijke de Vroege- of Midden-Nieuwe tijd. In deze greppel is geen vondstmateriaal aangetroffen, maar de insteek ervan ligt nog in het plaggendek. Vermoedelijk gaat het om een gedempte kavelsloot. De bevindingen en het selectieadvies zijn na afloop van het veldwerk op dezelfde dag telefonisch besproken met de archeologisch deskundige mevr. P. Fijma van de Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU). Geadviseerd is om het resterende deel van het bouwvlak vrij te geven. Dit advies is op verzoek van de ODRU schriftelijk per mail bevestigd. Deze mail is gestuurd naar de ODRU, het provinciaal depot Utrecht, de gemeente Rhenen en de opdrachtgever. Door mevr. P. Fijma is toegezegd dat het advies zal worden overgenomen in het door de gemeente op te stellen selectiebesluit. Zodra dit formeel is bevestigd, is het resterende deel van het bouwvlak formeel ook vrijgegeven en hoeft er geen verder archeologisch onderzoek plaats te vinden

    Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Dr. Schaepmanstraat te Velp, gemeente Rheden (GD) Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Dr. Schaepmanstraat te Velp, gemeente Rheden (GD)

    No full text
    Laagland Archeologie heeft op 13 en 14 februari een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd aan de Dr. Schaepmanstraat te Velp, gemeente Rheden (GD). Op het terrein is eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge kans voor resten vanaf het Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is de kans groot dat het plangebied archeologische sporen bevat. Algemeen is onder verstoorde/opgebrachte lagen en/of een dikke A-horizont een onverstoorde opbouw aangetroffen. Op basis van dit onderzoek is door het bevoegd gezag besloten dat er een aanvullend onderzoek dient plaats te vinden in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek – proefsleuven. Het doel van de archeologische proefsleuvenonderzoek is om vast te stellen of er zich in het onderzoeksgebied archeologische vindplaatsen bevinden die bij een niet aangepaste uitvoering van de plannen bedreigd kunnen worden. Het doel van het proefsleuvenonderzoek is om eventuele vindplaatsen op te sporen en te waarderen. Op basis van deze waardering kan de behoudenswaardigheid van de vindplaats worden vastgesteld. En diende antwoord te geven op de in het PvE opgestelde onderzoeksvragen Het onderzoek bestond uit een proefsleuvenonderzoek conform het KNA protocol 4003 IVO-P. Samengevat zijn tijdens het onderzoek vijftien sporen aangetroffen. Het betreft hier een zestal afvalkuilen, vier putten en vijf paalsporen. De putten betroffen gemetselde koepelputten. Deze waren opgetrokken uit machinaal vervaardigde en hergebruikte bakstenen die in de 20e eeuw gedateerd kunnen worden. Deze putten hadden toevoeren met gresbuizen en hebben waarschijnlijk gediend om regenwater in op te vangen. De kuilen waren gevuld met vondstmateriaal dat in de 20e eeuw gedateerd kan worden. Landschappelijk ligt het plangebied op zeer grindige smeltwaterafzettingen. In het zuidelijke deel van het plangebied werd op deze afzettingen een colluviumafzetting aangetroffen. Dit colluvium heeft zich waarschijnlijk in het hele plangebied bevonden maar zou in het noorden dunner zijn geweest dan in het zuiden. In het zuiden was de top van dit colluvium in de 20e eeuw omgewerkt. Onderscheid tussen het colluvium en het omgewerkte colluvium kon alleen worden gemaakt op basis van de bijmenging. Het colluvium is in het noorden waarschijnlijk in zijn geheel en in het zuiden ten delen opgenomen in het cultuurdek. Boven dit cultuurdek lag een sterk geroerde bouwvoor waarin veel puin en afval uit de 20e en 21e eeuw aanwezig was. Deze laag is ontstaan door de recente sloop van de bebouwing uit de jaren ’60. Op basis van de KNA-waarderingscriteria is de vindplaats als niet behoudenswaardig beoordeeld. Dat houdt in dat er geen verder archeologisch onderzoek nodig wordt geacht en dat het plangebied kan worden vrijgegeven voor verdere bodemingrepen in verband met de geplande ontwikkeling. Dit advies dient te worden beoordeeld door de archeologisch adviseur namens het bevoegd gezag, de gemeente Rheden. Dit advies wordt overgenomen door de bevoegde overheid. De projectlocatie wordt met betrekking tot de archeologie vrijgegeven voor de toekomstige ontwikkeling

    IVO-P Loenen Hoofdweg 18 Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Hoofdweg 18 te Loenen, gemeente Apeldoorn (GD)

    No full text
    Laagland Archeologie heeft op 16 april 2020 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd aan de Hoofdweg 18 te Loenen, gemeente Apeldoorn (GD). Het plangebied is gelegen op een AMK terrein, waardoor vooronderzoek niet zinvol is geacht. Besloten is om direct een proefsleuvenonderzoek uit te voeren op de betreffende locatie. Op de locatie van het plangebied zijn in het verleden verschillende onderzoeken uitgevoerd. In 2002 is door de AWA een booronderzoek uitgevoerd en in 2003 is bij de sloop van het gebouw door Dhr. Wispelwey een archeologische begeleiding uitgevoerd. Op het perceel direct naast het plangebied is een stenen fundering aangetroffen uit de Middeleeuwen. In de directe omgeving van het plangebied zijn ook archeologische sporen uit de Vroege-Middeleeuwen aangetroffen. Het onderzoek had tot doel om gegevens te verkrijgen om de aanwezige vindplaats te waarderen. Op basis van de waardering kan de behoudenswaardigheid van de vindplaats binnen het plangebied worden vastgesteld. Tevens dient het proefsleufonderzoek antwoord te geven op de in het PvE opgestelde onderzoeksvragen. Het onderzoek bestond uit een proefsleuvenonderzoek conform het KNA protocol 4003 IVO-P. Samengevat zijn tijdens het onderzoek twee archeologische sporen aangetroffen. Dit betreft een ondiepe kuil uit de 19e of 20e eeuw en een ouder paalspoor. Tevens is tijdens het onderzoek een recente uitbraaksleuf aangetroffen waarbinnen divers oud bouwkeramiek aanwezig was. Uit dit aanwezige bouwmateriaal kan worden geconcludeerd dat de middeleeuwse funderingsresten die bij het naastgelegen perceel werden aangetroffen ook binnen het plangebied aanwezig zijn geweest. Ook zijn binnen de uitbraaksleuf bouwresten gevonden van een stenen gebouw uit de 17e of 18e eeuw. Vermoedelijk is dit bouwkeramiek afkomstig van de woning die op de eerste kadastrale kaart binnen het plangebied was gelegen. Bij de sloop van de bebouwing uit de 20e eeuw zijn in 2003 bewoningssporen uit oudere fasen verstoord. Tijdens de aanleg van de proefsleuf is één brok vloeislak aangetroffen. Het is waarschijnlijk dat in de directe omgeving van het plangebied ijzerproductie heeft plaatsgevonden. Aangezien de vloeislak niet in primaire context is aangetroffen is het echter niet mogelijk om uitspraken te doen over ijzerproductie binnen het plangebied. Op basis van de twee archeologische sporen, waarvan slechts één spoor ouder is dan de 19e eeuw is een vindplaats aangetroffen. Deze vindplaats is door recente sloopwerkzaamheden echter verstoord. Door het bevoegd gezag is in het veld besloten dat verder onderzoek niet noodzakelijk is. Op basis van een waardering volgens KNA-criteria is deze vindplaats als niet behoudenswaardig gewaardeerd

    Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Linderweg 2 te Linde, gemeente De Wolden (DR) Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Linderweg 2 te Linde, gemeente De Wolden (DR)

    No full text
    Laagland Archeologie heeft op 4 augustus 2021 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd aan de Linderweg 2 te Linde, gemeente De Wolden (DR). Op het terrein is eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat de bodem in delen van het bouwterrein nog intact is en dat archeologische resten zijn te verwachten. Op basis van dit onderzoek is door het bevoegd gezag besloten dat er een aanvullend onderzoek dient plaats te vinden in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Het onderzoek had tot doel om gegevens te verkrijgen om de archeologische verwachting te toetsen en eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen en te waarderen. Op basis van de waardering kan de behoudenswaardigheid van de vindplaats binnen het plangebied worden vastgesteld. En diende antwoord te geven op de in het PvE opgestelde onderzoeksvragen Het onderzoek bestond uit een proefsleuvenonderzoek conform het KNA protocol 4003 IVO-P. Samengevat zijn tijdens het onderzoek diverse sporen van het historische erf uit ca. 1900 aangetroffen. In totaal zijn 57 sporen gedocumenteerd, bestaande uit paalkuilen, muurwerk en poeren. In proefsleuf 1 is een palenrij gedocumenteerd. Deze palenrij maakte onderdeel uit van een afrastering van het erf, dat op Google Maps nog zichtbaar is in een foto uit 2010. De aanwezigheid van fragmenten industrieel dakpan bevestigd de recente datering van deze sporen. In proefsleuf 3 is muurwerk aangetroffen dat behoorde tot de boerderij en het stookhuis dat zich voor de boerderij bevond. Een groot deel van dit muurwerk was uit verband getrokken en bestond nog uit één of twee lagen stenen. Bij de sloop van de boerderij in 2020 is een groot deel van de bodem ter plaatse van de boerderij verstoord tot in het archeologische niveau. Hierbij zijn veel archeologische resten van de boerderij en van de voorganger hiervan verloren gegaan. De aangetroffen vindplaats is daardoor sterk verstoord. Op basis van de KNA-criteria is de vindplaats als niet behoudenswaardig gewaardeerd. Ter plaatse van de geplande nieuw zijn archeologische resten aanwezig, maar deze zijn als niet behoudenswaardig gewaardeerd. De dekkingsgraad van het proefsleuvenonderzoek was echter onvoldoende om het gehele plangebied vrij te geven voor het aspect archeologisch. Geadviseerd wordt om de dubbelbestemming archeologie voor het plangebied te handhaven, maar de bouwblokken vrij te geven voor ontwikkeling. Het bevoegd gezag heeft dit advies overgenomen

    Archeologische begeleiding Grotestraat 21 te Almelo, gemeente Almelo (OV) Acht eeuwen wonen en werken net buiten de stadspoort - Archeologische begeleiding Grotestraat 21, Almelo gemeente Almelo (OV).

    No full text
    Laagland Archeologie heeft tussen 22 april 2021 en 18 oktober 2021 een archeologische begeleiding uitgevoerd aan de Grotestraat 21 te Almelo, gemeente Almelo (OV). De aanleiding voor het onderzoek vormde de geplande nieuwbouw van zes appartementen. Het grondverzet dat gepaard zou gaan met de sloop van de huidige opstallen en de geplande nieuwbouw zou eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten kunnen aantasten. Binnen het plangebied is, vanwege de bestaande bebouwing, geen eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. De verwachting was echter zeer hoog, gezien de ligging in de stadskern van Almelo, dat er ter plaatste archeologische sporen en resten aanwezig zijn. De archeologische begeleiding, uitgevoerd onder KNA-protocol 4004 Opgraven variant Archeologische begeleiding, had tot doel het documenteren van gegevens en veiligstellen van materiaal van vindplaatsen conform het opgestelde Programma van Eisen. Hiermee wordt informatie behouden die van belang is voor de kennisvorming over het verleden. Samengevat zijn tijdens het onderzoek sporen gevonden van bebouwing en bewoning of ander gebruik van het terrein vanaf de 13e eeuw tot heden. Uit de late middeleeuwen, is een opeenvolging van dunne ophogingen of erfegalisatielagen aangetroffen, afgewisseld met begraven bouwvoren of loophorizonten met paalsporen van bebouwing, die vermoedelijk bestond uit houtskelet bouw met leem- en vlechtwerk- of houtwanden. Aan de zuidzijde is langs de huidige Hagengracht de buitenoever van de voormalige stadsgracht aangetroffen, die rond het midden van de 14e eeuw lijkt te zijn aangelegd. Ergens in de latere 15e tot en met 17e eeuw heeft op het terrein ijzersmederij plaatsgevonden, waarvan het afval in de vorm van ijzerslakken aangetroffen is onder meer in een stortlaag waarmee het grachttalud is aangeplempt op de grachtwand. In de 18e eeuw heeft op het terrein een gebouw gestaan dat op grote veldkeien was gefundeerd en vermoedelijk in vakwerkbouw was opgetrokken. Vanaf de latere 18e eeuw is er sprake van bebouwing opgetrokken met muren in baksteenmetselwerk

    IVO-P Groot Hoef te Hilvarenbeek IVO-P Groot Hoef te Hilvarenbeek

    No full text
    Laagland Archeologie heeft op 6 en 7 februari 2020 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd bij de boerderijwoning Groot Hoef aan de Gorp 7 te Hilvarenbeek, gemeente Hilvarenbeek (NB). Op het terrein is geen eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit bouwhistorisch onderzoek is naar voren gekomen dat ter plekke van een geplande nieuwe aanbouw aan het bestaande, tot de 15e of 16e eeuw teruggaande huis bouwsporen in de bodem aanwezig kunnen zijn van een boerderij uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Op basis van dit onderzoek is door het bevoegd gezag besloten dat er een archeologisch onderzoek dient plaats te vinden in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek – proefsleuven. Het onderzoek had tot doel om de in het hiervoor opgestelde Programma van Eisen (PvE) gespecificeerde, archeologische verwachting te toetsen en diende antwoord te geven op de in het PvE gestelde onderzoeksvragen. Het onderzoek bestond uit een proefsleuvenonderzoek conform het KNA protocol 4003 IVO-P. Ter plekke van het in 1903 afgebroken stalgedeelte van het bestaande boerderijgebouw is een potstal aangetroffen die over de volledige breedte van de proefsleuf zowel in de voormalige zijbeuk als in de middenbeuk tot ca. 80 cm onder het huidige maaiveld reikte. Deze ging vooraf aan de steenbouwfase van het gebouw in de 17e eeuw en is ook na de verstening in gebruik gebleven. Onder de potstal zijn sporen van oudere constructies goed bewaard gebleven. Waarschijnlijk uit de 13e of 14e eeuw zijn een waterput met zodenwand en paalsporen van een gebouw aangetroffen. Deze gingen vooraf aan de nog deels bestaande hallenhuis-boerderij. Standgreppels met naast elkaar geplaatste houten paaltjes hebben mogelijk als wandverstevigingsconstructie gediend van een oudere potstal in de oorspronkelijke zijbeuk van het hallenhuis. Uit de steenbouwfase vanaf de 17e eeuw zijn de resten van een baksteenpoer aangetroffen, uitbraaksporen van een daarop aansluitende tussenwand in de zijbeuk en van een voormalige noordwestelijke kopgevel. De potstal lijkt vóór de afbraak in 1903 buiten gebruik gesteld en opgevuld, waarna nieuwe stal-indelingsconstructies met in de vulling ingegraven staanders aangelegd lijken te zijn. De sporen van deze laatste stalfase liggen relatief intact vanaf ca. 30 cm onder het maaiveld. Buiten de het voormalige stalgedeelte zijn vanaf ca. 50 cm onder het maaiveld paalsporen en kuilen aangetroffen in natuurlijke bodem. De aangetroffen resten worden als behoudenswaardig gekwalificeerd. Geadviseerd wordt graafwerkzaamheden dieper dan 20 cm archeologisch te laten begeleiden onder protocol 4004 opgraven van de vigerende KNA

    IVO-P Heinsbergerweg Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven Heinsbergerweg te Roermond, gemeente Roermond (LB)

    No full text
    Laagland Archeologie heeft op 21 januari 2020 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd aan de Heinsbergerweg te Roermond, gemeente Roermond (LB). Binnen dit terrein zijn twee ontwikkelingen voorzien. In het noordelijke deel van het terrein zal een complex voor kleinschalig wonen voor ouderen worden ontwikkeld. In het zuidelijke deel wordt een appartementencomplex ontwikkeld. Deze ontwikkelingen kunnen gepaard gaan met bodemingrepen die leiden tot de aantasting van eventueel aanwezige archeologische waarden. Op grond van gemeentelijke beleidsregels diende er een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden om eventueel aanwezige archeologische waarden te kunnen vaststellen en te kunnen waarderen. Het onderzoeksrapport maakt deel uit van de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. Op het terrein is eerder in 1999 archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek is door het bevoegd gezag besloten dat er een aanvullend onderzoek dient plaats te vinden in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven. Bij het veldonderzoek is gebleken dat in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied de bodem als gevolg van de sloop van de voormalige zuidvleugel van het klooster diep en grootschalig is verstoord. Hoewel er wel een handgevormde scherf uit de IJzertijd of de Romeinse tijd is gevonden zal een eventuele vindplaats, mocht die daar gelegen hebben, geheel zijn verstoord. In het zuidelijk deel, dat meerdere meters lager ligt, zijn enkele sporen aangetroffen. Het betreft delen van twee parallel lopende greppels die op zijn vroegst uit het midden van de 17e eeuw dateren maar mogelijk jonger zijn. Verder is de onderkant gevonden van een kuil met kalkresten. Waarschijnlijk is het een kuil waarin resten van kalk zijn gedumpt, te relateren aan bouwactiviteiten in de omgeving. De greppels kunnen als een deel van een tuinaanleg hebben gefungeerd. Verdere aanwijzingen daarvoor zijn er echter niet. Het terreindeel waarin de greppels zijn aangetroffen vormde in de latere 19e en 20e eeuw een deel van de tuinen bij het klooster. Op basis van de KNA-waarderingssystematiek heeft de vindplaats in het zuidelijke deel een lage waardering en is daarmee niet behoudenswaardig. Aan het bevoegd gezag wordt daarom geadviseerd om geen verder onderzoek meer te vereisen en zowel het noordelijke als het zuidelijk deel van het onderzoeksgebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen

    Archeologische begeleiding Oldenzaalsestraat te Enschede, gemeente Enschede (OV) Archeologische begeleiding Oldenzaalsestraat te Enschede, gemeente Enschede

    No full text
    In de periode van het voorjaar en de zomer van 2019 heeft Laagland Archeologie een archeologische begeleiding uitgevoerd bij de grondwerken ten behoeve van de aanleg van een bergingsriool, overige riolen en de aanleg van wadi’s in en nabij de Oldenzaalsestraat in Enschede. Deze werken maken deel uit van de inrichting van ‘De Groene Linie’. Het plan omvat de grootschalige herinrichting van de omgeving van de Oldenzaalsestraat tussen de Parallelweg en de Boulevard 1945 in Enschede. Deze werken gaan gepaard met bodemingrepen die kunnen leiden tot aantasting van eventueel aanwezige archeologische sporen en resten. Op basis van het archeologiebeleid van de gemeente Enschede is er vanwege de archeologische waarden een omgevingsvergunning nodig. Het uitgevoerde onderzoek maakte deel uit van deze omgevingsvergunning. De archeologische begeleiding vond plaats in een zone ter hoogte van de kruising van de Oldenzaalsestraat met De Klomp. Deze zone is geselecteerd vanwege de op basis van vooronderzoek te verwachten resten en sporen van bebouwing uit de 18e en de 19e eeuw. De archeologische begeleiding is uitgevoerd als een Opgraving – variant Archeologische begeleiding (KNA-protocol 4004) en op basis van een PvE waarin onderzoeksvragen en specificaties aan het onderzoek zijn gesteld. Primair doel van de begeleiding was het documenteren en onderzoek van eventueel aanwezige archeologische sporen en resten om daarmee zo goed als mogelijk antwoorden te kunnen geven op de in het PvE opgenomen vraagstelling en onderzoeksvragen. Bij de archeologische begeleiding zijn met name sporen van bebouwing uit de 18e en de 19e eeuw aangetroffen. Het gaat om funderingsresten en putten. De aangetroffen funderingsresten waren zeer beperkt en gesteld kan worden dat bij de aanleg van de nieuwe Oldenzaalsestraat in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw, de funderingen over het algemeen grondig zijn verwijderd. Wat vooral resteerde zijn putten met diverse constructies, daterend uit de periode vanaf het midden van de 18e eeuw. Dit komt overeen met het op historische gegevens gebaseerde verwachtingsmodel waarbij eveneens werd gesteld dat de bewoning langs de voormalige Gronausestraat vanaf de 18e eeuw zich in oostelijke richting heeft uitgebreid. Naast bouwsporen en putten zijn er nog enkele niet nader te dateren, maar vermoedelijk nieuwetijdse paalsporen en kuilen aangetroffen en er zijn in een wegopghoginsdek nog karrensporen gevonden. Tot slot kan nog melding worden gemaakt van een bijzondere vondst uit een aanzienlijk oudere fase. Het betreft de restanten van een waterput met een sterk vermolmde houten constructie. In de insteek van de put en in de dempingslaag werden respectievelijk handgevormd aardwerk en een halve pot van zogenaamd Walberberg keramiek gevonden. Deze laatste vondst dateert de demping van de put in de vroeg Karolingische periode, tussen circa 750 en 850 AD. De put zelf kan wellicht nog 50 tot 100 jaar ouder zijn geweest. De aanwezigheid van een put duidt er in ieder geval op dat er waarschijnlijk in de 9e eeuw een boerderij-erf aanwezig was

    Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven kadastraal perceel P284 te Zweeloo, gemeente Coevorden (DR) Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven kadastraal perceel P284 te Zweeloo, gemeente Coevorden (DR)

    No full text
    Laagland Archeologie heeft op 30 maart 2021 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd in kadastraal perceel P284, gelegen aan de Schapendijk te Zweeloo, gemeente Coevorden (DR). Op het terrein is eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij is gesteld dat op basis van het uitgevoerde booronderzoek de kans klein is dat het plangebied archeologische sporen bevat, afgezien van de westzijde van het plangebied, op de westflank van het beekdal. In deze zone zijn in zes boringen een of twee horizonten van podzolgronden aangetroffen. Tijdens het karterend booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren of archeologisch relevante lagen aangetroffen in de zone met de podzolbodems. Omdat het zuidelijk deel van de zone met podzolbodems binnen de bufferzone van een AMK-terrein ligt met daarin sporen van mesolithische bewoning en een karterend booronderzoek al heeft plaatsgevonden, is een nader archeologisch onderzoek geadviseerd conform protocol 4003 IVO (landbodems) indien hier bodemverstorende werkzaamheden plaatsvinden. Dit advies is overgenomen door de bevoegde overheid, en er is bepaald dat er een inventariserend veldonderzoek – proefsleuven dient plaats te vinden. Het proefsleuvenonderzoek heeft als doel gegevens te verkrijgen om de archeologische verwachting te toetsen en om eventueel aanwezige vindplaatsen op te sporen en te waarderen. Tevens dient het onderzoek antwoord te geven op de in het Programma van Eisen opgestelde onderzoeksvragen. Het onderzoek bestond uit een proefsleuvenonderzoek conform het KNA-protocol 4003 IVO-P. Er zijn geen aanvullende eisen gesteld aan het proefsleuvenonderzoek. Samengevat is tijdens het onderzoek gebleken dat het onderzoeksgebied grootschalig is verstoord door ploegwerkzaamheden, waarbij ook de natuurlijke ondergrond is geroerd. In de onaangetaste natuurlijke ondergrond zijn tijdens de aanleg drie sporen aangetroffen, die na het couperen natuurlijke verstoringen bleken te zijn. Twee vuurstenen afslagjes zijn aangetroffen, beide zijn afkomstig uit een ploegspoor. Overige archeologische resten zijn niet aangetroffen. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek kan worden gesteld dat er geen archeologische vindplaats binnen het onderzoeksgebied aanwezig is. Geadviseerd wordt om het onderzoeksgebied vrij te geven ten aanzien van het omgevingsaspect ‘archeologische waarden’ en bij de vergunningverlening geen verdere voorwaarden te stellen. Het bevoegd gezag heeft het advies overgenomen. Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed)
    • …
    corecore